ChristenUnie: ‘Tijd voor helder beleid voor ongedocumenteerde slachtoffers van mensenhandel’
AMSTERDAM – ChristenUnie-voorman Don Ceder roept namens de Amsterdamse fractie van de ChristenUnie het college via een voorstel op om beleid uit te werken voor ongedocumenteerde slachtoffers van mensenhandel. Zij verkeren in een kwetsbare situatie die er vaak voor zorgt dat zij geen aangifte kunnen of durven te doen. Dit terwijl gemeentelijke hulp (opvang en begeleiding) alleen beschikbaar is voor slachtoffers die wel aangifte hebben gedaan.
Een verdiepende blik op de mensenhandelproblematiek in Amsterdam laat zien dat er met name voor ongedocumenteerde slachtoffers van seksuele uitbuiting nog veel ruimte is voor beleidsverbeteringen. Ook blijkt dat er vaak wel beleid is, maar dat dit vaak niet gebundeld te vinden is en veelal verspreid is over verschillende beleidsterreinen. De situatie waar veel slachtoffers van mensenhandel zich in begeven, vooral vrouwen, maakt dat er tevens urgentie is geboden om naar een aantal knelpunten te kijken. De ChristenUnie deed dit met een eigen onderzoek en komt in Amsterdam met een initiatiefvoorstel in de gemeenteraad.
Een van de knelpunten is de aangiftebereidheid. Op dit moment moet een slachtoffer eerst aangifte doen bij de politie voordat men aanspraak kan maken op hulp vanuit de overheid. Echter, er zijn allerlei factoren die de aangiftebereidheid bij deze groep sterk beïnvloeden waardoor men zelden aangifte durft te doen. Allereerst is belangrijk dat het slachtoffer zichzelf herkent als slachtoffer. Wanneer het slachtoffer zichzelf niet ziet als slachtoffer, kan het de gebeurtenis niet als misdrijf zien. Wanneer een slachtoffer een gebeurtenis niet ziet als misdrijf, door bijvoorbeeld vanaf jongs af aan al gewend te zijn aan geweld en uitbuiting, zal het hiervan ook geen aangifte doen. Wanneer een slachtoffer zichzelf wel als zodanig ziet, is de emotionele reactie belangrijk bij de keuze om wel of geen aangifte te doen. Angst speelt hierin een grote rol.
Bij ongedocumenteerde slachtoffers is er veelal sprake van angst om aangifte te doen, omdat de strafrechtelijke procedure gekoppeld is aan een eventuele verblijfsstatus. De angst om uitgezet te worden kan ervoor zorgen dat een slachtoffer geen aangifte doet. Ook blijkt uit gesprekken met hulpverleners dat de angst voor een voodoovloek een rol speelt bij een aanzienlijke groep slachtoffers in Amsterdam, met name vrouwen uit West- Afrika. Daarnaast is de angst voor represailles van de uitbuiter groot en in veel gevallen is er ook nog eens sprake van een afhankelijkheidsrelatie.
Tot slot speelt ook wantrouwen jegens de politie een grote rol. Dit kan bijvoorbeeld voortkomen uit negatieve ervaringen met de politie in het verleden, angst om in vreemdelingendetentie te komen of het vermoeden dat de politie corrupt is wanneer dit zo was in het land van herkomst. Wanneer we beleid gaan maken om ongedocumenteerde slachtoffers van mensenhandel te helpen om terecht te komen bij bijvoorbeeld gemeentelijke voorzieningen, moeten we dus eerst en vooral rekening houden met de zeer beperkte aangiftebereidheid en ook hen ondersteunen voor wie dat een reële drempel is.
Volgens fractievoorzitter Don Ceder betekent dit dat slachtoffers makkelijker terecht moeten kunnen bij de gemeente en andere overheidsinstanties zonder dat men eerst aangifte hoeft te doen bij de politie: “En dat kan gewoon. Momenteel zou het namelijk mogelijk zijn om gemeentelijke hulp ook beschikbaar te maken voor zij die vermoedelijk slachtoffer zijn mensenhandel. Alleen is het probleem daarbij dat vermoedelijk slachtofferschap nog niet voldoende is gedefinieerd en daarom niet als basis kan dienen voor gemeentelijke hulp aan ongedocumenteerde slachtoffers van mensenhandel die geen aangifte kunnen of durven doen.”
Slachtofferschap hangt momenteel namelijk samen met het doen van aangifte en een strafrechtelijk proces. In 2018 en 2019 is er een landelijke pilot “multidisciplinaire advisering slachtofferschap mensenhandel” uitgevoerd. De pilot hield in dat een groep experts de aannemelijkheid van slachtofferschap vaststelde bij individuen. Dit gebeurde aan de hand van een onafhankelijke en multidisciplinaire beoordeling door een subcommissie van deskundigen. De pilot is helaas niet doorgezet, voornamelijk vanwege financiële redenen.
Ongedocumenteerde slachtoffers van seksuele uitbuiting uit de gemeente Amsterdam hebben ook gebruik gemaakt van de genoemde pilot, veelal met succes. En inmiddels hebben de afgelopen jaren verschillende partijen, waaronder de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, GRETA , opvanginstellingen, als ook NGO’s en advocatuur gepleit om het identificeren van slachtoffers van mensenhandel los te koppelen van de instanties die zich ook bezighouden met opsporing en vervolging. Ceder: “Gemeenten moeten daarom zorgen dat zij zelf in staat zijn om vermoedelijk slachtofferschap vast te stellen, bijvoorbeeld door een zorgcoördinator hier specifiek voor op te leiden of een groep van experts samen te stellen.”
Raadslid Ceder: “Er wordt al heel wat gedaan als het om het bestrijden van mensenhandel gaat, maar we zijn er nog niet. En deze knelpunten aanpakken zal juist de meest kwetsbare groep helpen. En daarom moeten we pleiten voor een goed beleid wat overzichtelijk is en waar hulpverleners makkelijk bij kunnen aanhaken. Daarbij moet slachtofferschap losgekoppeld worden van het doen van aangifte en moeten gemeenten ervoor zorgen dat men dan alsnog terecht kan bij gemeentelijke voorzieningen zoals opvang en begeleiding. Zodat iedereen die vastzit in mensenhandel een kans krijgt om bevrijd te worden, met of zonder documenten.”
Het is nu aan het college van burgemeester en wethouders om een reactie te schrijven op het voorstel van de ChristenUnie. Daarna wordt er in de raad over gedebatteerd en gestemd.